inwerpen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inwerpen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɪnwɛrpə(n)/
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
inwerpeninwerpend
inworp
inwerpsel
Woordafbreking
  • in·wer·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inwerpen
wierp in
ingeworpen
klasse 3 volledig

Werkwoord

inwerpen

  1. overgankelijk met een worp iets ergens inbrengen
    • Zij hadden hun hoofddeksels uit vreugde de lucht ingeworpen. 
  1. overgankelijk door iets te werpen stuk maken
    • Ik (…) vrees niettemin dat zij vroeg of laat hun eigen ruiten zullen inwerpen, indien zij voortgaan zich meer als scherprechters dan als herders te gedragen. [2]
  1. overgankelijk (sport) met een worp weer in het spel brengen
    • De bal werd snel ingeworpen en daarna feilloos voorgezet. 

Gangbaarheid

  • Het woord inwerpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.