inworp
Nederlands
![](../I/m/Keyless_locker_in_japan.jpg)
automaat waar met (rechts onderin) met munten kan betalen
![](../I/m/Soccer_throw_in_nch.jpg)
inworp bij voetballen
Woordafbreking
- in·worp
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling inwerpen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inworp | inworpen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
inworp m [1]
- (economie) betalen door een munt in een automaat te werpen
- (sport) met de handen de bal weer in het spel brengen
- In de tweede helft bleef het spelbeeld onveranderd, maar ondanks de aanwezigheid voorin van Ibrahimovic wisten de Zweden geen grote kansen te creëren. In de 87e minuut kwam dat de Scandinaviërs duur te staan toen Italië toesloeg na een snelle en verre inworp. Eder soleerde langs drie spelers in een geel shirt en krulde de bal vervolgens in het doel. [2]
- in het algemeen iets in iets anders werpen
- Er worden nog weinig kranten bij mij op de laan bezorgd. Een halve eeuw geleden zowat huis aan huis, regionaal of landelijk. De krant was de voornaamste nieuwsbron. Da's geweest. Smartphone en tablet brengen het nieuws heet van de naald (Teletekst!). Een nee-nee-sticker verbiedt zelfs inworp van gratis huis-aanhuisbladen.[3]
Gangbaarheid
- Het woord inworp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inworp' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Etienne Verschuren Sam de Voogt 17 juni 2016
- Volkskrant Ruud van Ling 10 maart 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.