invoerder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·voer·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van invoeren met het achtervoegsel -der
enkelvoud meervoud
naamwoord invoerder invoerders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

invoerder m

  1. (beroep) iemand die invoert (uit het buitenland), een importeur
Verwante begrippen
  • mannelijke vorm van invoerster

Gangbaarheid

  • Het woord invoerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.