inval
Nederlands
Woordafbreking
- in·val
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inval | invallen |
verkleinwoord | invalletje | invalletjes |
Zelfstandig naamwoord
inval m
- het plotseling met een leger- of politiemacht binnendringen in een gebouw of gebied
- De politie heeft een inval gepleegd in dat pand en vond er een metamfetaminefabriekje.
- plotseling opkomende gedachte
Verwante begrippen
- [1] invasie
Hyponiemen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
invallen |
inval
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invallen
- ... dat ik inval.
Gangbaarheid
- Het woord inval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inval' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.