instroom

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·stroom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord instroom instromen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

instroom m

  1. toeloop
    • De grote instroom van nieuwe leerlingen zorgde voor een groei van de onderwijsinstelling. 

Gangbaarheid

  • Het woord instroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Werkwoord

vervoeging van
instromen

instroom

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van instromen
    • ... dat ik instroom. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.