inrichting

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·rich·ting
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van inrichten met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord inrichting inrichtingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

inrichting v

  1. instituut voor ontspoorden
    • De ontspoorde jongere belandde in een penitentiaire inrichting. 
  1. de wijze waarop iets ingericht is, hoe dingen zijn neergezet in een ruimte, hoe ruimtes zijn verdeeld
    • We hebben veel aandacht besteed aan de inrichting van de winkel. 
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • inrichtingsassistent, inrichtingswerk, inrichtingswerker

Gangbaarheid

  • Het woord inrichting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.