inleider

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling inleiden met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord inleider inleiders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

inleider m [1]

  1. iemand die een lezing houdt als begin van een congres of cursus
    • Over 25 jaar lezen mensen vast nog werk van meester Hendrik Willem Heuvel (1864-1926). Dat zegt streekauteur Henk Krosenbink uit Corle, die zaterdag inleider is bij een grote Heuvel-herdenking in Borculo. Het is woensdag 10 mei tachtig jaar geleden dat Heuvel overleed. [2] 
    • De Oldenzaalse Wieler Club (OWC) houdt op 31 januari een voorlichtingsavond over het gebruik van het gps-navigatiesysteem voor fiets, racefiets en mountainbike. De avond wordt gehouden in het clubhuis Sur Place aan de Oude Almeloseweg. Inleider is Ben Hergarden, penningmeester van OWC en enthousiast en ervaren gps'er. - Aanmelden is mogelijk via: www.owc-oldenzaal.nl [3] 
    • "In een verzorgingshuis telt hoeveel kinderen je hebt en hoe vaak die op bezoek komen", zei inleider Josee Rothuizen van kenniscentrum Movisie. "Roze ouderen kunnen hier vaak moeilijk in meekomen." [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord inleider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.