inkoopsom
Nederlands
Woordafbreking
- in·koop·som
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van inkopen ww en som zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inkoopsom | inkoopsommen |
verkleinwoord | inkoopsommetje | inkoopsommetjes |
Zelfstandig naamwoord
inkoopsom v/m [1]
- bedrag dat een winkelier betaalt aan de fabrikant of groothandelaar voor de goederen die hij in zijn winkel gaat verkopen
- eenmalig bedrag waarvoor men zich een plandurig recht verschaft
- Deze mensen zouden enorm geholpen zijn als zij zich in de AOW konden inkopen op dezelfde voorwaarden als migranten in het kabinetsvoorstel krijgen aangeboden. Daarbij zou, net als bij migranten, de inkoopsom gekoppeld moeten worden aan het in die landen genoten salaris. [2]
- Zij kopen zich op zijn Amerikaans in voor gigantische bedragen in de meest weelderige bejaardentehuizen die vooral in de buurt van Tel-Aviv, Haifa en Jeruzalem verrijzen. Een van de mooie tehuizen is Beit-Juliana, in Herzlya, waar veel Nederlandse ouden van dagen, die in veel gevallen een WUV-uitkering hebben, rond de 2500 gulden per maand betalen, na betaling van een flinke inkoopsom. [3]
Synoniemen
- [1] inkoopsprijs
Gangbaarheid
- Het woord 'inkoopsom' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'inkoopsom' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Reformatorisch Dagblad 04-12-2009 Vergeten groep klem met AOW
- NRC Salomon Bouman 30 maart 1995 Geen pensioen na de Kibbuts
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.