indiceren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·di·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse indiquer of indicer of daarvoor van het Latijnse 'indicare' (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
indiceren
indiceerde
geïndiceerd
zwak -d volledig

Werkwoord

indiceren overgankelijk

  1. een aanwijzing zijn voor
  2. (medisch) aanwijzen van zorg, welke hulpmiddelen iemand krijgt, op welke locatie iemand geholpen wordt
    • Een medewerker van de jeugdbescherming indiceert de benodigde hulp voor kinderen in nood en stelt een hulpverleningsplan op. 
  1. (informatica) op de index plaatsen, een index maken van, indexeren
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord indiceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
74 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.