imago
Nederlands
Woordafbreking
- ima·go
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voorstellingsbeeld’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | imago | imago's |
verkleinwoord | imagootje | imagootjes |
Zelfstandig naamwoord
imago o
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord imago staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'imago' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.