imago

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  imago    (hulp, bestand)
  • IPA: /iˈmaɣo/
Woordafbreking
  • ima·go
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voorstellingsbeeld’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord imago imago's
verkleinwoord imagootje imagootjes

Zelfstandig naamwoord

imago o

  1. image, het beeld dat van een persoon of instelling bestaat
  2. (biologie) het resultaat van een volledige gedaanteverwisseling bij insecten
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord imago staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.