ijsmaker
Nederlands
Woordafbreking
- ijs·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ijs en maker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ijsmaker | ijsmakers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
ijsmaker m
- iemand die consumptie-ijs maakt
- Veel Italianen werken in Nederland als ijsmaker.
- iemand die zorg draagt voor het ijs op een ijsbaan
- Haaksbergen had dinsdagavond de eerste marathon op natuurijs. De ijsmakers uit Noordlaren, de eeuwige rivaal, vinden ’s avonds troost in Jägermeister. [1]
Gangbaarheid
- Het woord ijsmaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ijsmaker' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Henk Stouwdam 20 januari 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.