ijsmaker

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijsmaker ijsmakers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ijsmaker m

  1. iemand die consumptie-ijs maakt
    • Veel Italianen werken in Nederland als ijsmaker. 
  1. iemand die zorg draagt voor het ijs op een ijsbaan
    • Haaksbergen had dinsdagavond de eerste marathon op natuurijs. De ijsmakers uit Noordlaren, de eeuwige rivaal, vinden ’s avonds troost in Jägermeister. [1] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord ijsmaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. NRC Henk Stouwdam 20 januari 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.