hygiëne
Nederlands
Woordafbreking
- hy·gië·ne, hy·gi·ene
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gezondheidsleer’ voor het eerst aangetroffen in 1642 [1]
- Afkomstig van het Griekse 'hygieia' υγιεινή [2].
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hygiëne | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
hygiëne v/m [3]
- (medisch) alles wat een goede gezondheid vereist en de handelingen, inrichtingen en instellingen die deze bevorderen zoals b.v. het schoon-zijn om infectie te voorkomen, gezondheidsleer
Hyponiemen
- arbeidshygiëne, bedrijfshygiëne, handhygiëne, huidhygiëne, lichaamshygiëne, milieuhygiëne, mondhygiëne, psychohygiëne, sporthygiëne, stralingshygiëne
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord hygiëne staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hygiëne' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.