huwelijksvoltrekking

Nederlands

huwelijksvoltrekking
Uitspraak
Woordafbreking
  • hu·we·lijks·vol·trek·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huwelijksvoltrekking huwelijksvoltrekkingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

huwelijksvoltrekking v [1]

  1. de ceremonie waarin het huwelijk gesloten wordt
    • Er zijn gemiddeld zo’n vijfhonderd huwelijken per jaar in Zaanstad. Gemiddeld 260 hiervan worden voltrokken door ambtenaren van de gemeente. De overige 240 huwelijksvoltrekkingen nemen de buitengewoon ambtenaren van de burgerlijke stand voor hun rekening. Met Versteegh erbij komt het aantal babsen in Zaanstad op twaalf.[2] 
    • Hoewel de huwelijksvoltrekking in stilte heeft plaatsgevonden, zegt de 46-jarige Ricky dat hij en Jwan alles volgens de regels hebben gedaan. „We wisselden geloftes uit, we hebben alles gezworen en alle papieren getekend die er maar getekend moesten worden”, aldus Martin.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord huwelijksvoltrekking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 09 feb. 2018
  3. de Telegraaf 10 jan. 2018
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.