hulppost

Nederlands

eerste-hulppost (let op het verkeersbord links of de foto)
Uitspraak
Woordafbreking
  • hulp·post
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hulppost hulpposten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hulppost m [1]

  1. een plaats waar een hulpverleningsdienst gevestigd is en vanwaaruit deze dienst werkt
    • Reportage vanuit Khayelitsha, een snelgroeiende buitenwijk van Kaapstad, waar geweld regeert: gemiddeld 100 slachtoffers van steekpartijen per nacht op de hulppost. Verslaggever Reggie Yates trekt de wijk in en probeert te achterhalen waar het geweld vandaan komt.[2] 
    • Bijna honderd bezoekers van de openingsrit van de Tour de France hebben zich zaterdag gemeld bij een hulppost van het Rode Kruis. Een woordvoerster meldt dat tot dusverre 88 behandelingen zijn uitgevoerd. Vier mensen zijn doorverwezen naar het ziekenhuis.[3]  
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hulppost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 12 september 2015
  3. Volkskrant 4 juli 2015
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.