huismerk
Nederlands
Woordafbreking
- huis·merk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van huis en merk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huismerk | huismerken |
verkleinwoord | huismerkje | huismerkjes |
Zelfstandig naamwoord
huismerk o
- (handel) een merk van producten dat in opdracht van een detaillist wordt geproduceerd onder een eigen merk.
- Het huismerk van de supermarkt is goedkoper dan het A-merk.
- (heraldiek) een teken waarmee een persoon of boerderij plus het bezit aangeduid wordt.
Gangbaarheid
- Het woord huismerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'huismerk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.