huismerk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·merk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huismerk huismerken
verkleinwoord huismerkje huismerkjes

Zelfstandig naamwoord

huismerk o

  1. (handel) een merk van producten dat in opdracht van een detaillist wordt geproduceerd onder een eigen merk.
    • Het huismerk van de supermarkt is goedkoper dan het A-merk. 
  1. (heraldiek) een teken waarmee een persoon of boerderij plus het bezit aangeduid wordt.
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord huismerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.