hub

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hub    (hulp, bestand)
  • IPA: /hʏp/
Gelijkklinkende woorden
Woordafbreking
  • hub
enkelvoud meervoud
naamwoord hub hubs
verkleinwoord hubje hubjes

Zelfstandig naamwoord

hub m

  1. knooppunt in het luchtverkeer
  2. onderdeel dat computernetwerken meerdere apparaten met de rest van het netwerk verbond, voordat het gebruikelijk werd dat met een switch te doen
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord hub staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
65 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.