houtvester

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hout·ves·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bosopzichter’ voor het eerst aangetroffen in 1314 [1]
  • samenstelling van  hout   en  vester   [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord houtvester houtvesters
verkleinwoord houtvestertje houtvestertjes

Zelfstandig naamwoord

houtvester m

  1. (beroep) een technische, administratieve en commerciële beheerder van bos
    • Adriaan werkt daar als een houtvester. 
Hyponiemen
  • opperhoutvester
Afgeleide begrippen
  • houtvesterij, houtvestersambt, houtvesterschap

Gangbaarheid

  • Het woord houtvester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
69 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.