houtvester
Nederlands
Woordafbreking
- hout·ves·ter
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bosopzichter’ voor het eerst aangetroffen in 1314 [1]
- samenstelling van hout en vester [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | houtvester | houtvesters |
verkleinwoord | houtvestertje | houtvestertjes |
Zelfstandig naamwoord
houtvester m
- (beroep) een technische, administratieve en commerciële beheerder van bos
- Adriaan werkt daar als een houtvester.
Hyponiemen
- opperhoutvester
Afgeleide begrippen
- houtvesterij, houtvestersambt, houtvesterschap
Gangbaarheid
- Het woord houtvester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'houtvester' herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.