houtbouw
Nederlands
![](../I/m/Overzicht_woonhuis_-_Zaandam_-_20002183_-_RCE.jpg)
[2] houtbouw
Woordafbreking
- hout·bouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hout zn en bouw zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | houtbouw | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
houtbouw m [1]
- het gebruiken van hout als voornaamste bouwmateriaal
- Ook Houtbouw Gorate en Gorate Staalbouw is failliet. De directie heeft het faillissement zelf aangevraagd, omdat het bedrijf de sterk teruglopende omzetten niet meer kon opvangen. Het bedrijf, gespecialiseerd in houtskeletwoningen en hallen voor de agrarische sector, heeft 48 medewerkers. [2]
- constructie gemaakt van hout
- Frans Wytema uit Zaandijk ontvangt een Zilveren Anjer voor zijn inspanningen voor het behoud van de Zaanse houtbouw en restauratie van oude muziekinstrumenten. [3]
Gangbaarheid
- Het woord houtbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'houtbouw' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 10-04-13 Gorate Wierden failliet
- Tubantia 14-05-13 Drie Zilveren Anjers toegekend
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.