hotelier

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·te·lier
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van hotel met het achtervoegsel -ier
  • afgeleid van het Franse hôtelier (met het achtervoegsel -ier) [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hotelier hoteliers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hotelier m [2]

  1. (beroep) iemand die beroepsmatig een hotel exploiteert
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hotelier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.