honingbij
Nederlands
![](../I/m/Apis_mellifera_carnica_worker_hive_entrance_3.jpg)
honingbij
Woordafbreking
- ho·ning·bij
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van honing en bij
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | honingbij | honingbijen |
verkleinwoord | honingbijtje | honingbijtjes |
Zelfstandig naamwoord
honingbij v/m [1]
- (insecten) een bij van de soort Apis mellifera
die honing maakt uit nectar en bloemen bestuift
- Ondertussen worden honingbijen, die een essentiële rol vervullen bij de bestuiving, over de hele wereld bedreigd. Ook zij, zeggen veel deskundigen, worden het slachtoffer van het feit dat de industriële akkerbouw niet zonder chemicaliën kan." [2]
- De bestuiving van landbouwgewassen op aarde komt voor de helft voor rekening van honingbijen, bijen die in kasten of korven worden gehouden. Wilde bijen zorgen voor de andere helft. Bij de bestuiving door wilde bijen wordt bijna 80 procent verzorgd door slechts 2 procent van de bijensoorten die in de onderzochte gebieden voorkomen.[3]
Vertalingen
1. een bij van de soor Apis mellifera die honing maakt uit nectar en bloemen bestuift
Gangbaarheid
- Het woord honingbij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'honingbij' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Klein, Naomi No time vertaald door Ineke van den Etskamp, Marianne Gaasheek e.a. 2014 ISBN 978-90-445-3376-7 pagina 487
- Volkskrant Cor Speksnijder 17 juni 2015
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.