hondsvot

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • honds·vot
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘scheldwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1580 [1]
  • samenstelling van  hond   en  vot   met het invoegsel -s-
enkelvoud meervoud
naamwoord hondsvot hondsvotten
verkleinwoord hondsvotje hondsvotjes

Zelfstandig naamwoord

hondsvot v/m of o

  1. (pejoratief) een scheldwoord voor een slordig persoon of schurk (letterlijk: de kont van een hond)
    • Die hondsvot moet eens manieren leren! 
  1. (scheepvaart) een oog aan een blok waaraan het vaste deel van een loper kan worden bevestigd

Gangbaarheid

  • Het woord hondsvot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
56 %van de Nederlanders;
28 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.