hondenren
Nederlands
Woordafbreking
- hon·den·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hond zn en ren zn met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hondenren | hondenrennen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
hondenren m
- een hok waarin men honden houdt
- Vlak nadat de hondenren vorig jaar was gerealiseerd, vroeg ze Chantal Mensink of ze mee wilde werken aan haar laatste wens: speeltoestellen voor honden. In plaats van bloemstukken, zo besloot Jacqueline twee maanden voor haar dood, wilde ze bij haar overlijden liever een donatie voor de speeltoestellen. [1]
- een race met honden
- Merkwaardigste race ooit: hondenren met apenjockeys: Niet alleen mensen oefenen het beroep van jockey uit, ook Capucijneraapjes kunnen dat. Op de rug van een flinke hond welteverstaan. Waar anders dan in de Verenigde Staten wordt jaarlijks het Banana Derby 'Chimpionship' gehouden. [2]
Synoniemen
- [1] kennel
Afgeleide begrippen
- [2] hondenrenbaan
Gangbaarheid
- Het woord hondenren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hondenren' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Tubantia 03-11-16 Laatste wens hondenliefhebster uit Almelo komt na overlijden uit
- Tubantia Coen Brandhorst 02-08-11 Merkwaardigste race ooit: hondenren met apenjockeys
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.