herfstzon
Nederlands
Woordafbreking
- herfst·zon
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van herfst zn en zon zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | herfstzon | herfstzonnen |
verkleinwoord | herfstzonnetje | herfstzonnetjes |
Zelfstandig naamwoord
herfstzon v/m [1]
- een zon die lager aan de hemel staat en minder warmte afgeeft dan in de zomer
- Ze wil naar eigen zeggen wel al eens een hele namiddag in een boek lezen in de herfstzon. Of ze schrijft zelf een boekje. Ze luncht met een vriendin of gaat joggen in het park. Ze neemt tijd voor traagheid. Voor aandacht.’[2]
- Nu, bijna een jaar later, mijdt Jan O. de kruising Weideweg, Geerdinksweg en Deldenerstraat het liefst. Als paukenist van het Overijssels Seniorenorkest moet hij de onheilsplek voor repetities geregeld passeren. Bij een laagstaande herfstzon rijdt hij om.[3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord herfstzon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'herfstzon' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 28 OKTOBER 2017
- Tubantia Bert Janssen 18-OKTOBER-17
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.