heisa

Niet te verwarren met: heisā

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hei·sa
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘drukte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord heisa -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

heisa m

  1. opschudding, commotie
    • Wanneer zal die heisa eens wat tot bedaren komen? 

Gangbaarheid

  • Het woord heisa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Noors

Woordafbreking
  • hei·sa
Naar frequentie > 50000

Zelfstandig naamwoord

heisa, mv

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van heis
Schrijfwijzen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.