heila
Nederlands
Woordafbreking
- hei·la
Tussenwerpsel
heila!
- uitroep om iemands aandacht te trekken
- Gerretje luchtte zijn verkropte woede. "Heila! Zullen jullie je gezicht er eens houden, inktvissen?" [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'heila' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'heila' herkend door:
35 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Fabricius, J. De scheepsjongens van Bontekoe. 28ste druk (2003) Leopold, Amsterdam; ISBN 90 258 4241 0; p. 370; geraadpleegd 2017-05-25
IJslands
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Zelfstandig naamwoord
heila
heila
heila
- accusatief onbepaald mannelijk enkelvoud van heili
heila
heila
- accusatief onbepaald mannelijk meervoud van heili
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.