heersen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heersen    (hulp, bestand)
  • IPA: /hersə(n)/
Woordafbreking
  • heer·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘regeren’ voor het eerst aangetroffen in 1348 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
heersen
heerste
geheerst
zwak -t volledig

Werkwoord

heersen

  1. inergatief de macht uitoefenen
    • Deze tsaar heerste met ijzeren vuist. 
  1. absoluut (medisch) als epidemie aanwezig zijn in de bevolking
    • Er heerste griep. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord heersen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.