hectisch
Nederlands
Woordafbreking
- hec·tisch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘gejaagd’ voor het eerst aangetroffen in 1962 [1]
- afgeleid van het Latijnse hectica febris dat aanhoudende koorts betekent. [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hectisch | hectischer | |
verbogen | hectische | hectischere | |
partitief | hectisch | hectischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
hectisch
- zeer druk en chaotisch
- De periode rond de verkiezingen was een zeer hectische tijd voor de politicus.
- De vroege ochtend is een hectische tijd in het huisgezin met 4 kleine kinderen en beide ouders die werken.
Gangbaarheid
- Het woord hectisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hectisch' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.