havo

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·vo
enkelvoud meervoud
naamwoord havo -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

havo o

  1. (onderwijs), (letterwoord), (afkorting) de afkorting voor hoger algemeen voortgezet onderwijs, een Nederlandse onderwijsvorm na de lagere school
    • Hij volgt al drie jaar havo. 
enkelvoud meervoud
naamwoord havo havo's
verkleinwoord havootje havootjes

Zelfstandig naamwoord

havo v/m

  1. een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs
    • Ik heb op een havo gezeten. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord havo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
52 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.