havist

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·vist
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van havo met het achtervoegsel -ist
enkelvoud meervoud
naamwoord havist havisten
verkleinwoord havistje havistjes

Zelfstandig naamwoord

havist m

  1. (onderwijs) scholier die op het havo zit of iemand havo gedaan heeft
    • Havisten kunnen naar het HBO en later doorstromen naar de universiteit 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord havist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
73 %van de Nederlanders;
16 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.