havenwijk
Nederlands
havenwijk
Woordafbreking
- ha·ven·wijk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van haven zn en wijk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | havenwijk | havenwijken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
havenwijk v/m [1]
- deel van een stad of dorp dat naast de haven ligt, vaak met voorzieningen voor zeelieden zoals kroegen en bordelen of andere zaken die gerelateerd zijn aan de scheepvaart
- Er is sinds een jaar of vijf geen ontkomen meer aan op de stranden van Barceloneta, de havenwijk van de Catalaanse hoofdstad. Veel zonaanbidders klagen steen en been over verkopers van blikjes bier, bekertjes mojito en warme broodjes. [2]
- Ook in dit visrestaurant in de havenwijk La Goulette waar hij door andere gasten wordt aangekeken met een vermoeden van herkenning. [3]
Gangbaarheid
- Het woord havenwijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'havenwijk' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Tommy Thijs 16-08-17 Die mojito op het strand van Barcelona? Eén grote bron van poepbacteriën
- Tubantia Bob van Huët 15-12-17 'Als de politie ze niet oppakt, doen de burgers het wel'
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.