handicappen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  handicappen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhɛndiˌkɛpə(n)/
Woordafbreking
  • han·di·cap·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
handicappen
handicapte
gehandicapt
zwak -t volledig

Werkwoord

handicappen [2]

  1. benadelen, belemmeren
Afgeleide begrippen
  • handicapper

Gangbaarheid

  • Het woord 'handicappen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.