gunst
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gunst (hulp, bestand)
- IPA: / ɣʏnst /
- (Noord-Nederland): /χɵnst/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣɵnst/
Woordafbreking
- gunst
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘welwillendheid’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Naamwoord van handeling van gunnen met het achtervoegsel -st
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gunst | gunsten |
verkleinwoord | gunstje | gunstjes |
Zelfstandig naamwoord
gunst v
- vrijwillig iemand ter wille te zijn door het verlenen van een dienst of goed
- Wil je mij een gunst doen en mij even helpen?
Hyponiemen
- afgunst, kijkersgunst, mensengunst, tegengunst, volksgunst, wangunst
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Tussenwerpsel
- (verouderd) uitdrukking van lichte verbazing met een ondertoon van verontschuldiging
- Gunst, bent u speciaal voor mij gekomen?.
Gangbaarheid
- Het woord gunst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gunst' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.