gruwel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gruwel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈxrywəl/
Woordafbreking
  • gru·wel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘afschuw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gruwel gruwelen
verkleinwoord gruweltje gruweltjes

Zelfstandig naamwoord

gruwel m

  1. (religie) wat afschuw opwekt
    • Dit is een gruwel in de ogen van de Heer. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • gruweldaad, gruweldader, gruwelen, gruwelkamer, gruwelleer, gruwelstuk, gruwelverhaal, gruwelwater
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
gruwelen

gruwel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gruwelen
    • Ik gruwel. 
  2. gebiedende wijs van gruwelen
    • Gruwel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gruwelen
    • Gruwel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord gruwel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.