groepslid
Nederlands
Woordafbreking
- groeps·lid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van groep en lid met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | groepslid | groepsleden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
groepslid m
- iemand die lid is van een groep
- Thomas was een chimp in de kracht van zijn leven. Er is tot nu toe weinig bekend over hoe chimpansees omgaan met de dood van zo’n actief groepslid. De meeste verslagen beschrijven wat er gebeurt als een jonkie overlijdt. Moeders blijven hun dode kind aanvankelijk ronddragen en houden het bij nieuwsgierige chimps weg. Dat kan dagen tot weken duren. Er zijn gevallen bekend van moeders die zelfs een al ontbindend lichaampje met zich mee bleven dragen. Uiteindelijk laat een moeder het jong los. De rouw concentreert zich in deze gevallen rond de moeder. De moeder is ook de enige met een betekenisvolle band met het overleden jong. Maar om volwaardige groepsleden wordt collectief gerouwd, zoals bij de sociale Thomas. [1]
Gangbaarheid
- Het woord groepslid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'groepslid' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Lucas Brouwers 23 mei 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.