grip
Nederlands
Woordafbreking
- grip
Zelfstandig naamwoord
grip m
- een sterk contact tussen twee oppervlakken waardoor slippen of glijden bemoeilijkt wordt
- een functie uit de filmwereld met diverse taken, zoals opbouw, transport, opbouw camera en het duwen van de dolly
Synoniemen
- [1] houvast
Verwante begrippen
- [2] manusje van alles, gaffer
Uitdrukkingen en gezegden
- [1] Grip hebben op iets.
Vertalingen
2. een functie uit de filmwereld met diverse taken, zoals opbouw, transport, opbouw camera en het duwen van de dolly
Gangbaarheid
- Het woord grip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grip' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.