grenzeloos
Nederlands
Woordafbreking
- gren·ze·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | grenzeloos | grenzelozer | grenzeloost |
verbogen | grenzeloze | grenzelozere | grenzelooste |
partitief | grenzeloos | grenzelozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
grenzeloos
- zonder landsgrenzen
- We leven in een grenzeloos Europa.
- niet beperkt door landsgrenzen, internationaal
- Kunst is tijd- en grenzeloos.
- zonder grenzen, beperkingen, oneindig groot
- De mogelijkheden zijn grenzeloos.
- Ik had een grenzeloos vertrouwen in hem.
- De liedjes zijn van een grenzeloze pracht.
Gangbaarheid
- Het woord grenzeloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grenzeloos' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Zorgenloos / zorgeloos op website: taaladvies.net; geraadpleegd 2016-04-09
- Geerts, G. "Waarom (niet) n'loos?" in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. jrg. 116 nr. 3 (2006) Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent; p. 362 e.v.; geraadpleegd 2016-04-09
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.