grenspost

Nederlands

grenspost
Uitspraak
Woordafbreking
  • grens·post
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grenspost grensposten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

grenspost m [1]

  1. gebouwen aan de grens van een land om de grens te bewaken en het grensverkeer te controleren
    • Aan het begin van de achttiende eeuw begonnen de Europeanen overal op de Balkan grensposten te bouwen. Net als nu. Om dat te doen zette het Habsburgse Rijk, dat een groot deel van Centraal-Europa besloeg, een centrale grensbewaking op - een soort Frontex avant la lettre. Maar die grensbewaking kon alleen functioneren als Turkije meewerkte. Dus sloten de Habsburgers, precies zoals wij nu, allerlei akkoorden met het Ottomaanse Rijk. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord grenspost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Caroline de Gruyter 16 december 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.