grazen
Nederlands
Woordafbreking
- gra·zen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gras eten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
grazen |
graasde |
gegraasd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
grazen
- inergatief het eten van gras en andere bodemvegetatie zoals bijvoorbeeld runderen dit doen
- De koeien graasden vredig in de wei.
Uitdrukkingen en gezegden
- Iemand te grazen nemen
iemand een gemene streek leveren, op gemene manier er tussen nemen
Vertalingen
1. het eten van gras en andere bodemvegetatie zoals bijvoorbeeld runderen dit doen
Gangbaarheid
- Het woord grazen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grazen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.