grazen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grazen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'χrazə(n)/
Woordafbreking
  • gra·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gras eten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
grazen
graasde
gegraasd
zwak -d volledig

Werkwoord

grazen

  1. inergatief het eten van gras en andere bodemvegetatie zoals bijvoorbeeld runderen dit doen
    • De koeien graasden vredig in de wei. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • Iemand te grazen nemen
iemand een gemene streek leveren, op gemene manier er tussen nemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord grazen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.