grassoort
Nederlands
![](../I/m/Engels_raaigras_(Lolium_perenne).jpg)
Engels raaigras
Woordafbreking
- gras·soort
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gras en soort
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grassoort | grassoorten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
grassoort v/m [1]
- één van de plantensoorten die behoort tot de grassenfamilie
- Twee toernooien in minder dan anderhalve maand zouden de toch al kwetsbare grasbanen niet doorstaan. AEC-voorzitter Tim Phillips verwierp die vrees vorige week met grote stelligheid. Zijn oplossing? Rouleren. "We hebben hier 41 banen, terwijl je voor de Spelen maar tien wedstrijdbanen nodig hebt." Een krachtiger grassoort moet de rest doen. Dus of niemand zich zorgen wilde maken, stelde Phillips.[2]
- Granen zijn grassoorten waarvan de zaden eetbaar zijn voor de mens.
Gangbaarheid
- Het woord grassoort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grassoort' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.