grassoort

Nederlands

Engels raaigras
Uitspraak
Woordafbreking
  • gras·soort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grassoort grassoorten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

grassoort v/m [1]

  1. één van de plantensoorten die behoort tot de grassenfamilie
    • Twee toernooien in minder dan anderhalve maand zouden de toch al kwetsbare grasbanen niet doorstaan. AEC-voorzitter Tim Phillips verwierp die vrees vorige week met grote stelligheid. Zijn oplossing? Rouleren. "We hebben hier 41 banen, terwijl je voor de Spelen maar tien wedstrijdbanen nodig hebt." Een krachtiger grassoort moet de rest doen. Dus of niemand zich zorgen wilde maken, stelde Phillips.[2] 
    • Granen zijn grassoorten waarvan de zaden eetbaar zijn voor de mens. 

Gangbaarheid

  • Het woord grassoort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.