gooi

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gooi    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣoj/
    • (Noord-Nederland): /χoːi̯/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣoːi̯/
Woordafbreking
  • gooi
Woordherkomst en -opbouw
  • ww:  gooien ww  zonder de uitgang -en
  • zn: terug afgeleid met het achtervoegsel -en van  gooien ww  [1][2]

Werkwoord

vervoeging van
gooien

gooi

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gooien
    • Ik gooi. 
  2. gebiedende wijs van gooien
    • Gooi! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gooien
    • Gooi je? 
enkelvoud meervoud
naamwoord gooi gooien
verkleinwoord gooitje gooitjes

Zelfstandig naamwoord

gooi v / m

  1. handeling van het werpen of iets wat geworpen wordt
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden

Gangbaarheid

  • Het woord gooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.