golving

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gol·ving
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van golven met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord golving golvingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

golving v [1]

  1. het golvend heen en weer gaan
  2. een ronde golvende vorm hebbend
    • In een van zijn essays vermeldt Stephen Jay Gould hoe een van zijn helden, Henry Edward Crampton, vijftig jaar van zijn leven—van 1906 tot zijn dood in 1956 — wijdde aan het in alle stilte bestuderen van een slakkensoort in Polynesië, de zogenaamde Partula. Steeds weer, jaar na jaar, mat Crampton de allerkleinste veranderingen — tot op acht cijfers achter de komma — de windingen, krommingen en golvingen van ontelbare Partulae, waarbij hij de resultaten in uiterst nauwkeurige tabellen vastlegde. Eén enkele regel in Cramptons tabel kon weken van opmetingen en berekeningen vertegenwoordigen.[2] 
    • Een naakte vrouw leunt tegen een muur. We zien haar op de rug. Het gaat Weston om de tegenstellingen tussen de golvingen van de enkels, kuiten, dijen, heupen, schouders en de rechte lijnen van het kale vertrek.[3]  
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
  • grondgolving, haargolving, luchtgolving

Gangbaarheid

  • Het woord golving staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bill Bryson Een kleine geschiedenis van bijna alles Vertaald door Servaas Goddijn ISBN 978-90-450-2987-0 pagina 475
  3. NRC K. Schippers 3 november 1995
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.