glaceren
Nederlands
Woordafbreking
- gla·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met een gladde laag overdekken’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van het Franse glacer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
glaceren |
glaceerde |
geglaceerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
glaceren
- overgankelijk, (kookkunst) met een laag suiker bedekken en dan verhitten zodat de suiker glanzend wordt, kan ook gedaan worden met honing
Afgeleide begrippen
- glaceersel, glaceersuiker
Vertalingen
1. met een laag suiker bedekken en dan verhitten zodat de suiker glanzend wordt, kan ook gedaan worden met honing
Gangbaarheid
- Het woord glaceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'glaceren' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.