getuig
Nederlands
Woordafbreking
- ge·tuig
Zelfstandig naamwoord
getuig o
- toebehoren om een last- of rijdier op te tuigen, klaar te maken om een kar te trekken, of om bereden de worden[1]
Hyponiemen
- paardengetuig
Werkwoord
vervoeging van |
---|
getuigen |
getuig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van getuigen
- Ik getuig.
- gebiedende wijs van getuigen
- Getuig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van getuigen
- Getuig je?
Gangbaarheid
- Het woord getuig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'getuig' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.