getuig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·tuig
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van tuigen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord getuig
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

getuig o

  1. toebehoren om een last- of rijdier op te tuigen, klaar te maken om een kar te trekken, of om bereden de worden[1]
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • paardengetuig

Werkwoord

vervoeging van
getuigen

getuig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van getuigen
    • Ik getuig. 
  2. gebiedende wijs van getuigen
    • Getuig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van getuigen
    • Getuig je? 

Gangbaarheid

  • Het woord getuig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.