geroddel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·rod·del
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van roddelen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord geroddel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

geroddel o [1]

  1. aan houdend roddelen en kwaadspreken
    • Hier ben ik! Overlaad me maar opnieuw met al uw klachten, uw geroddel. Uw verdachten, uw verwijten, uw betichten. De argumenten die uw zaak moeten verzachten en uw straf moeten verlichten. Geef hier, mon Dieu! Ik stel me voor ze open, allemaal. Ik neem ze aan en neem ze au sérieux. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord geroddel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Tom Lanoye 16 december 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.