roddelen
Nederlands
Woordafbreking
- rod·de·len
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘kwaadspreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1865-1870 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
roddelen |
roddelde |
geroddeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
roddelen
- op een vervelende manier over anderen praten
Vertalingen
1. op een vervelende manier over anderen praten
Gangbaarheid
- Het woord roddelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'roddelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.