geluidloos

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·luid·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen geluidloosgeluidlozergeluidloost
verbogen geluidlozegeluidlozeregeluidlooste
partitief geluidloosgeluidlozers-

Bijvoeglijk naamwoord

geluidloos

  1. zonder geluid te maken
    • De inbreker wist geluidloos het huis binnen te sluipen. 
    • Ze pruilt, barst uit in irrationele woede, of huilt geluidloos. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord geluidloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.