gelegenheid
Nederlands
Woordafbreking
- ge·le·gen·heid
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘plaats m.b.t. haar ligging’ voor het eerst aangetroffen in 1399 [1]
- Afgeleid van gelegen met het achtervoegsel -heid.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelegenheid | gelegenheden |
verkleinwoord | gelegenheidje | gelegenheidjes |
Zelfstandig naamwoord
gelegenheid v
- mogelijkheid tot
- In het schema is er gelegenheid om een kop koffie te drinken.
- Geen slechte gelegenheid om Albert eens gade te slaan. [2]
- een zaak
- Weet jij een gelegenheid waar ik een nieuwe broek kan kopen?
Hyponiemen
- dansgelegenheid, drinkgelegenheid, eetgelegenheid, kookgelegenheid, parkeergelegenheid, reisgelegenheid, slaapgelegenheid, uitgaansgelegenheid, wasgelegenheid, werkgelegenheid, woongelegenheid
Afgeleide begrippen
- gelegenheidscoalitie, gelegenheidsdicht, gelegenheidsformatie, gelegenheidsgedicht, gelegenheidskleding, gelegenheidsstuk, gelegenheidsvers, gelegenheidsvlag, gelegenheidszegel
Vertalingen
1. mogelijkheid tot
Gangbaarheid
- Het woord gelegenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gelegenheid' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "gelegenheid" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 15
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.