gelegenheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gelegenheid    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣǝ.'le.ɣǝn.ɦɛjt/, /ɣǝ.'le.ɣǝn.ɦɛdǝ(n)/
Woordafbreking
  • ge·le·gen·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘plaats m.b.t. haar ligging’ voor het eerst aangetroffen in 1399 [1]
  • Afgeleid van gelegen met het achtervoegsel -heid.
enkelvoud meervoud
naamwoord gelegenheid gelegenheden
verkleinwoord gelegenheidje gelegenheidjes

Zelfstandig naamwoord

gelegenheid v

  1. mogelijkheid tot
    • In het schema is er gelegenheid om een kop koffie te drinken. 
    • Geen slechte gelegenheid om Albert eens gade te slaan. [2] 
  1. een zaak
    • Weet jij een gelegenheid waar ik een nieuwe broek kan kopen? 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gelegenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.