geldwagen
Nederlands
Woordafbreking
- geld·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van geld zn en wagen zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geldwagen | geldwagens |
verkleinwoord | geldwagentje | geldwagentjes |
Zelfstandig naamwoord
geldwagen m
- een gepantserde (vracht)wagen waarin men geld vervoert
- Vorig jaar juni werd bij een zeer gewelddadige overval op een geldwagen in Cremlingen meer dan honderdduizend euro buitgemaakt. De daders maakten gebruik van een een automatisch geweer en een antitankwapen. De politie denkt dat het trio hiervoor verantwoordelijk is. De oud-terroristen zijn inmiddels behoorlijk op leeftijd. Staub is al 63.[1]
- In Heemskerk hebben onbekenden zaterdagmiddag aan de Beneluxlaan een geldwagen overvallen. Ongeveer op hetzelfde moment vlogen drie auto’s die in de buurt van het geldtransport stonden in brand, aldus de politie. De medewerkers van het geldtransport bleven ongedeerd.[2]
Gangbaarheid
- Het woord geldwagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geldwagen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf MICK VAN WELY 13 nov. 2017
- de Telegraaf 29 jul. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.