geitenoog
Nederlands
Woordafbreking
- gei·ten·oog
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van geit zn en oog zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geitenoog | geitenogen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
geitenoog o [1]
- het oog van een geit
- Presentatrice Tess kauwt stoïcijns een paar geitenogen weg, oud-hockeyster Fatima slurpt een handjevol larven naar binnen. Tuinman Lodewijk Hoekstra slaat het tafereel kokhalzend gade. [2]
- seksspeeltje
Gangbaarheid
- Het woord geitenoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geitenoog' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Telegraaf FIDES CIBLAK 17 nov. 2012 Onbekend Talent
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.