geitenoog

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gei·ten·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geitenoog geitenogen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

geitenoog o [1]

  1. het oog van een geit
    • Presentatrice Tess kauwt stoïcijns een paar geitenogen weg, oud-hockeyster Fatima slurpt een handjevol larven naar binnen. Tuinman Lodewijk Hoekstra slaat het tafereel kokhalzend gade. [2] 
  1. seksspeeltje

Gangbaarheid

  • Het woord geitenoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf FIDES CIBLAK 17 nov. 2012 Onbekend Talent
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.