gehucht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gehucht    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈhʏxt/
Woordafbreking
  • ge·hucht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘klein dorpje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1272 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gehucht gehuchten
verkleinwoord gehuchtje gehuchtjes

Zelfstandig naamwoord

gehucht o

  1. een aantal bij elkaar staande huizen op het platteland qua grootte gelegen tussen een dorp en een buurtgemeenschap
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gehucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.