gehucht
Nederlands
Woordafbreking
- ge·hucht
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘klein dorpje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1272 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gehucht | gehuchten |
verkleinwoord | gehuchtje | gehuchtjes |
Zelfstandig naamwoord
gehucht o
- een aantal bij elkaar staande huizen op het platteland qua grootte gelegen tussen een dorp en een buurtgemeenschap
Vertalingen
1. een aantal bij elkaar staande huizen op het platteland
Gangbaarheid
- Het woord gehucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gehucht' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.